Analogieën oefenen – uitleg, voorbeelden & gratis oefenvragen

Analogieën kom je vaak tegen in assessments en capaciteitentests

In dit soort vragen moet je het verband herkennen tussen twee woordenparen. 

Op deze pagina leer je hoe analogieën werken en kun je gratis oefenen met voorbeeldvragen.


Analogieën PrepPack™

Eenmalige betaling
1.000.000+ tevreden gebruikers

Dit Analogieën PrepPack™ bevat:

  • 30 dagen toegang tot alle analogietests
  • 6 testsimulaties met 150+ oefenvragen
  • Praktische tips en uitleg per vraagtype
  • Persoonlijk scoreoverzicht na elke test

 

Let op: deze test is uitsluitend in het Engels verkrijgbaar.

Hoi! Ik ben Robert, product- en contentmanager bij JobTestPrep Nederland. Heb je een vraag of opmerking over het oefenen van de analogieën? Stuur me dan gerust een e-mail.

Inhoudsopgave

Wat is een analogie?

Een analogie is een vergelijking tussen twee woordparen die op dezelfde manier met elkaar in verband staan. Je moet dus ontdekken welke logische relatie er zit tussen de woorden in het eerste paar, en vervolgens een tweede paar vinden met dezelfde relatie.

Bijvoorbeeld: arts staat tot ziekenhuis zoals leraar staat tot ?
→ Het juiste antwoord is: school (een arts werkt in een ziekenhuis, een leraar op een school).

In assessments gaat het meestal om verbale analogieën: je krijgt vier woorden te zien, en één van die woorden ontbreekt. Jij kiest het juiste woord om de relatie compleet te maken.

Soms moet je ook twee woorden invullen, zoals bij een dubbele analogie.

Gratis analogieën oefenen met voorbeeldvragen

Om goed te worden in analogieën, moet je verschillende soorten vragen herkennen en ermee oefenen. Sommige vragen zijn eenvoudig en draaien om bekende woordparen. Andere testen juist je woordenschat, logica of het vermogen om abstracte verbanden te zien.

Hieronder vind je vijf oefenvragen die samen een goed beeld geven van wat je kunt verwachten op een assessment. Elke vraag heeft een andere focus en is voorzien van uitleg.

Voorbeeldvraag 1 - Eenvoudige analogie

Welk woord past logisch op de lege plek?

Kluis staat tot goud zoals schede staat tot ...

Klik op het juiste antwoord:

Fout

Fout

Juist!

Fout

Fout

Klik hier voor het antwoord en de uitleg

Het juiste antwoord is (C) - zwaard.

Uitleg:

Een kluis beschermt goud, net zoals een schede een zwaard beschermt.

Voorbeeldvraag 2 - Dubbele analogie met tegenstellingen

Kies welk woordpaar logisch op de plaats van het vraagteken hoort.

kort : lang = ? : ?

Klik op het juiste antwoord:

Fout

Fout

Fout

Juist!

Klik hier voor het antwoord en de uitleg

Het juiste antwoord is (A) - licht : donker.

Uitleg:

Kort en lang is een tegenstelling, net zoals licht en donker. Geen van de andere woordparen zijn tegenstellingen.

Voorbeeldvraag 3 - Dubbele analogie met synoniemen

Kies welk woordpaar logisch op de plaats van het vraagteken hoort.

frequent : regelmatig = ? : ?

Klik op het juiste antwoord:

Juist!

Fout

Fout

Fout

Klik hier voor het antwoord en de uitleg

Het juiste antwoord is (A) - uitkomst : gevolg.

Uitleg:

Frequent en vaak betekenen allebei dat iets regelmatig voorkomt. Het zijn synoniemen. Net zoals uitkomst en gevolg: beide verwijzen naar het effect dat iets heeft.

Voorbeeldvraag 4 - Analogie met woordbegrip

Welk woord past logisch op de lege plek?

Zwaartekracht staat tot vliegtuig zoals handboeien staan tot…

Klik op het juiste antwoord:

Fout

Juist!

Fout

Fout

Fout

Klik hier voor het antwoord en de uitleg

Het juiste antwoord is (B) - Voortvluchtige.

Uitleg:

Zwaartekracht belemmert een vliegtuig in zijn beweging. Op dezelfde manier belemmeren handboeien een voortvluchtige in zijn poging om te ontsnappen. In beide gevallen gaat het om iets dat vrijheid van beweging beperkt.

Voorbeeldvraag 5 - Analogie met tijdsontwikkeling

Welk woord past logisch op de lege plek?

Nacht staat tot schemering zoals arts staat tot …

Klik op het juiste antwoord:

Fout

Fout

Juist!

Fout

Fout

Klik hier voor het antwoord en de uitleg

Het juiste antwoord is (C) - Co-assistent.

Uitleg:

Schemering is het moment vlak voor de nacht. Op dezelfde manier is een co-assistent de laatste stap voor iemand arts wordt. Een student zit nog in een veel eerder stadium van de opleiding, net zoals de middag nog ver van de nacht ligt. Daarom is co-assistent het juiste antwoord.

Meer oefenen?

Wil je verder oefenen met realistische analogieën als voorbereiding op je assessment?

Ons Analogieën PrepPack™ bevat alles wat je nodig hebt om je grondig voor te bereiden: honderden oefenvragen, uitgebreide uitleg, slimme tips en realistische testsimulaties.

5 tips om beter te scoren op je analogie test

  1. Zoek eerst de relatie. Kijk altijd eerst naar het eerste woordpaar en bepaal welk verband er is: functie, categorie, oorzaak-gevolg, synoniem, tegenstelling?
  2. Formuleer de relatie hardop. Zeg de relatie hardop of in je hoofd (“Een arts werkt in een ziekenhuis”). Dit helpt je om het juiste verband te herkennen.
  3. Werk systematisch. Check elke antwoordoptie: past die binnen exact dezelfde relatie? Elimineer twijfelgevallen.
  4. Pas op voor thematische valkuilen. Woorden die ‘inhoudelijk bij elkaar passen’ zijn niet altijd logisch verbonden. Het draait om de relatie, niet het onderwerp.
  5. Oefen met tijdsdruk. Analogievragen komen vaak voor in assessments met een strakke tijdslimiet. Oefen dus niet alleen op juistheid, maar ook op snelheid.

Veelgestelde vragen over analogieën

Werkgevers gebruiken analogieën om te testen hoe goed je verbanden kunt leggen, logisch kunt redeneren en abstracte relaties herkent. Het draait niet alleen om taalgevoel, maar vooral om analytisch denken op woordniveau.

Analogievragen geven snel inzicht in je redeneervermogen – een belangrijke vaardigheid in veel functies, vooral als je met complexe informatie werkt of beslissingen moet onderbouwen.


Dat verschilt per test, maar gemiddeld heb je 20 tot 40 seconden per analogievraag. Je hebt dus weinig ruimte om lang na te denken. Het helpt om veel te oefenen, zodat je sneller patronen herkent en geen tijd verliest tijdens de test.


Als richtlijn kun je aanhouden dat een score boven de 70% vaak als goed wordt gezien.

Maar… wat als ‘goed’ geldt, hangt af van de test en de functie waarop je solliciteert. In de meeste gevallen wordt je score vergeleken met die van andere kandidaten (percentielscores).


Ja, dat kan zeker. Analogievragen draaien vooral om logische relaties tussen woorden, niet om grammatica of schrijfstijl. Als je regelmatig oefent, kun je deze vaardigheid goed trainen, ook als Nederlands je tweede taal is.

Let er wel op dat sommige vragen afhankelijk zijn van woordenschat of uitdrukkingen. In dat geval helpt het om onbekende woorden op te zoeken en extra te oefenen met synoniemen en tegenstellingen.


Analogievragen zie je vaak terug in assessments voor traineeships, analytische functies en managementrollen. Ze worden onder andere gebruikt door:

  • De Rijksoverheid (zoals de Belastingdienst, Politie of Defensie)
  • Financiële instellingen (zoals de ABN Amro of ING)
  • Consultancy- en IT-bedrijven (zoals KPMG of Deloitte)
  • Multinationals (zoals Shell of Unilever)

Analogievragen zijn onderdeel van verschillende cognitieve capaciteitentests die ontwikkeld zijn door assessmentbureaus zoals:

  • LTP – gebruikt verbale analogieën in hun cognitieve tests
  • Cebir – verwerkt analogieën in tests voor overheid en zorgsector
  • PiCompany – gebruikt analogieën als onderdeel van hun GIA-test
  • NOA – richt zich op opleidings- en beroepskeuzeassessments met verbale onderdelen