SHL assessment oefenen (klassiek & interactief)

Het juiste antwoord is (F): $31,50.

Uitleg:
De vaste maandkosten voor Zone 2 bedragen $17,50. Er zijn geen gratis belminuten inbegrepen. De kosten voor 35 minuten bellen zijn: 35 × $0,40 = $14.

De totale kosten zijn dus: $17,50 + $14 = $31,50.

Het juiste antwoord is (D): Geen andere schrijvers.

Uitleg:
Bekijk één voor één welke schrijvers eventueel kunnen aansluiten bij Bonnie en Donna tijdens de shift van 13:00–13:30:

• Anne: mag niet tegelijk met Donna lunchen → valt af.
• Jordan: wil niet lunchen tussen 13:00–13:30 → valt af.
• Mike: luncht nooit samen met Bonnie → valt af.
• Georgia: luncht ook nooit samen met Bonnie → valt af.
• Francine en Harriet: lunchen altijd samen. Als ze meegaan, zijn ze met z’n vieren, wat niet mag (maximaal drie personen per shift) → vallen af.

Omdat geen van de andere schrijvers aan de voorwaarden voldoet, kunnen Bonnie en Donna met niemand anders lunchen.

Het juiste antwoord is (A): 25, 12.5.

Uitleg:
De reeks volgt een vast patroon: +10, :2, :2, +10, :2, :2, …

• 190 + 10 = 200
• 200 : 2 = 100
• 100 : 2 = 50
• 50 + 10 = 60
• 60 : 2 = 30
• 30 : 2 = 15

Daarna komt weer +10 → 15 + 10 = 25

En vervolgens :2 → 25 : 2 = 12,5

Het juiste antwoord is (F): $31,50.

Uitleg:

Zoals aangegeven verwijdert A het derde symbool, terwijl B het tweede symbool dupliceert. Wat doet C? Kijk hiervoor naar de derde rij in de illustratie. A verwijdert daar het derde symbool, de grote blauwe cirkel. Daarna blijven over: een grote paarse cirkel, een klein blauw vierkant en een kleine blauwe cirkel.

Om tot de uiteindelijke uitkomst te komen (grote paarse cirkel, twee kleine blauwe vierkanten, kleine blauwe cirkel), moet de operator C dus het tweede symbool dupliceren. Met deze informatie kun je nu de eigenlijke opgave oplossen:

De antwoordmogelijkheden 2 en 3 kun je direct uitsluiten. De reden: omdat A het derde symbool verwijdert, kunnen B en C dat symbool niet meer dupliceren. Er blijven dus twee opties over: 1 en 4. Controleer eerst optie 1: de volgorde van de symbolen is correct.

Tip: het is handig en tijdbesparend om eerst de “onmogelijke” opties te elimineren en daarna de overige scenario’s stap voor stap door te nemen.

Uitleg:
Een democratische leiderschapsstijl moedigt teamleden en collega’s aan om hun standpunten te delen. Dit versterkt betrokkenheid, motivatie en samenwerking. Openstaan voor andere meningen is een belangrijk teken van effectief leiderschap.

Uitleg:
Reflectie over het gedrag en de houding van anderen vergroot het zelfinzicht en het begrip voor collega’s. Dit draagt bij aan emotionele intelligentie, creatief denken en een bewustere manier van samenwerken.

Uitleg:
Snel beslissingen nemen kan efficiënt zijn, maar het is belangrijk om dit zorgvuldig te doen. In een selectiecontext kan impulsief handelen worden gezien als te overhaast of ondoordacht. Besluitvaardigheid is een sterke eigenschap, zolang deze in balans blijft met zorgvuldigheid.

Het juiste antwoord is (A): €1.277.000.

Uitleg:

Nieuwe kosten van de Bared-producten (−0,7%):

• Bared 120 → (236 + 37 + 95) × 0,993 = €365,42
• Bared 260 → (268 + 37 + 96) × 0,993 = €398,19
• Bared 450 → (320 + 38 + 130) × 0,993 = €484,58

Nieuwe verkoopprijzen van de Calir-producten (+0,3%):

• Calir XC → 1.734 × 1,003 = €1.739,20
• Calir XR → 2.326 × 1,003 = €2.332,98

Winst per stuk (verkoopprijs − totale kosten):

• Bared 120 → 792 − 365,42 = €426,58
• Bared 260 → 797 − 398,19 = €398,81
• Bared 450 → 987 − 484,58 = €502,42
• Calir XC → 1.739,20 − (408 + 56 + 240) = €1.035,20
• Calir XR → 2.332,98 − (432 + 57 + 256) = €1.587,98

Totale winst:

270 × (426,58 + 398,81 + 502,42) + 350 × (1.035,20 + 1.587,98) = €1.277.000

Het juiste antwoord is (A).

Uitleg:
Er zijn twee eigenschappen in deze reeks: de X en de O.

De vraag is zo ontworpen dat je geneigd bent te letten op de positie van de symbolen, terwijl je eigenlijk naar hun aantal moet kijken.

De regel is als volgt:

• Het aantal X neemt bij elk volgend vak met één toe → 3, 4, 5, 6.
• Het aantal O neemt bij elk vak met één af → 6, 5, 4, 3.

Het ontbrekende figuur moet daarom 7 X’en en 2 O’s bevatten.

Het juiste antwoord is figuur 1.

Uitleg:
Alle figuren, behalve (1), bevatten een symmetrisch patroon dat gespiegeld is langs een (onzichtbare) lijn van linksonder naar rechtsboven in het vierkant.

Bij figuur (1) loopt deze spiegelas echter van rechtsonder naar linksboven, waardoor het patroon afwijkt van de rest.

Tip: Laat je niet misleiden door het aantal stippen of de kleuren, die zijn hier niet relevant.
Voor een ongetraind oog kan het lastig zijn om de regel te zien, maar met wat oefening herken je zulke symmetriepatronen steeds sneller.

Het juiste antwoord is figuur 3.

Uitleg:
In elke rij en kolom komt één symbool twee keer voor.

In de tweede rij komt het symbool pijl naar rechts al twee keer voor. Je zoekt dus naar een figuur die geen pijl naar rechts, geen pentagon en geen driehoek bevat. Daarmee kun je antwoordopties 1, 2 en 4 uitsluiten.

Kijk vervolgens naar de eerste rij, waar nog geen enkel symbool twee keer voorkomt. Het juiste antwoord moet dus een van de al aanwezige symbolen bevatten (driehoek, ruit of pijl naar links).

Dat geldt niet voor antwoord 5, maar wel voor antwoord 3.

Oplostip: Bij dit soort matrixvragen is het handig om eerst te zoeken naar bestaande patronen. Op basis daarvan kun je stap voor stap onmogelijke antwoorden uitsluiten en via het uitsluitingsprincipe de juiste oplossing vinden.

Het juiste antwoord is (D).

Uitleg:
We krijgen deze gegevens over de inwoners van Georgia:

• 30% is Native American
• 50% werkt in de dienstensector
• 20% werkt in de landbouw
• 60% drinkt cola

Daarna krijgen we vijf uitspraken. We moeten bepalen: welke uitspraak moet waar zijn?
“Moet” = op basis van de cijfers kan het niet anders.

De vijf uitspraken:

A) De helft van de cola-drinkers in Georgia is Native American
B) Een derde van de cola-drinkers in Georgia werkt in de landbouw
C) In Georgia werken meer Native Americans in de dienstensector dan in de landbouw
D) Een deel van de mensen die in de dienstensector werken, drinkt cola
E) Een vijfde van de inwoners die noch in de landbouw werken, noch cola drinken, is Native American

We lopen ze één voor één door.

Antwoord A

“De helft van de cola-drinkers in Georgia is Native American.”

• 60% van de inwoners drinkt cola.
• 30% van de inwoners is Native American.

Maar: we weten niet hoeveel van die 30% Native Americans ook cola drinken. Het kan 30% van de bevolking zijn (alle Native Americans drinken cola), maar het kan ook minder zijn.
30% (Native) + 60% (cola) = 90% → dat betekent dat er ruimte is om géén overlap te hebben of een kleinere overlap. Dus we kunnen niet zeggen dat “de helft van de cola-drinkers” Native American is.

A hoeft dus niet waar te zijn.

Antwoord B

“Een derde van de cola-drinkers in Georgia werkt in de landbouw.”

• 60% drinkt cola.
• 20% werkt in de landbouw.

Een derde van 60% is 20%. Dat lijkt mooi, maar: we weten niet of die 20% landbouwers ook allemaal cola drinken. Het kán, maar het hoeft niet. Er is geen informatie die zegt dat alle landbouwers cola drinken.

B hoeft dus niet waar te zijn.

Antwoord C

“In Georgia werken meer Native Americans in de dienstensector dan in de landbouw.”

• 30% is Native American.
• 50% werkt in de dienstensector.
• 20% werkt in de landbouw.

Maar we weten niet hoeveel Native Americans in de dienstensector zitten en hoeveel in de landbouw. Het kan dat alle Native Americans in de dienstensector werken, maar het kan ook dat een groot deel in de landbouw werkt. De cijfers laten beide scenario’s toe. Dus we kunnen dit niet zeker weten.

C hoeft dus niet waar te zijn.

Antwoord D

“Een deel van de mensen die in de dienstensector werken, drinkt cola.”

Dit is de sleutel.

• 50% werkt in de dienstensector.
• 60% drinkt cola.
• Tel je die twee groepen bij elkaar op, dan krijg je 50% + 60% = 110%.

Maar: je kunt nooit boven de 100% uitkomen zonder overlap. Dat betekent: er zijn mensen die én in de dienstensector werken én cola drinken. Dus: “Een deel van de mensen die in de dienstensector werken, drinkt cola” is altijd waar.

D moet waar zijn.

Antwoord E

“Een vijfde van de inwoners die noch in de landbouw werken, noch cola drinken, is Native American.”

Dit klinkt slim, maar valt uit elkaar als je de uitersten bekijkt.

We hebben:

• 20% werkt in de landbouw
• 60% drinkt cola

Kijk naar 2 uiterste scenario’s:

1. Geen overlap tussen landbouw en cola-drinkers:
   • 20% landbouw
   • 60% cola
   • samen 80%
     Dan blijft er 20% over die níet in de landbouw werkt en géén cola drinkt. Een vijfde van die 20% is 4%. Maar we weten dat 30% van de totale bevolking Native American is. 4% kan dus nooit kloppen als “een vijfde van die groep”.
     
     
2. Volledige overlap tussen landbouw en cola-drinkers (alle landbouwers drinken cola):

• • dan is die groep samen 60%
  • dan blijft er 40% over die niet in de landbouw werkt en geen cola drinkt
    Een vijfde van 40% is 8%. Maar ook hier: we weten dat 30% Native American is, dus dit percentage zegt niets zinnigs over Native Americans.

In beide gevallen kun je deze uitspraak niet afdwingen.

E hoeft dus niet waar te zijn.

Conclusie

Alleen bij D dwingt de wiskunde ons tot een overlap (50% + 60% > 100%). Daarom is D de enige uitspraak die moet kloppen.

Het juiste antwoord is (A): De BMI is een eenvoudig te gebruiken maat voor obesitas.

Uitleg:
Hoewel de twee professoren een tegengestelde mening hebben over de betrouwbaarheid van de BMI, erkennen ze allebei dat de methode eenvoudig te gebruiken is. Cole benoemt dit expliciet, terwijl Trefethen dit impliciet bevestigt door te verwijzen naar de simpele berekeningswijze uit de 19e eeuw.

Het juiste antwoord is (C): beide richtingen.

Uitleg:
Het wiel en de schuif zijn met elkaar verbonden door een koppelstang, waardoor hun bewegingen elkaar beïnvloeden. Dit mechanisme wordt een kruk-drijfstangmechanisme genoemd: het zet een ronde beweging om in een heen-en-weergaande (lineaire) beweging (of andersom).

Tijdens de eerste helft van de rotatie van het wiel wordt de afstand tussen de verbindingspunten korter, waardoor de schuif naar rechts beweegt. In de tweede helft van de rotatie wordt de afstand weer groter, en beweegt de schuif naar links.

Het juiste antwoord is (A): slang A.

Uitleg:
Het water in de hogere toren heeft meer potentiële zwaartekrachtsenergie. Wanneer het naar beneden stroomt, wordt die energie omgezet in bewegingsenergie, waardoor het water aan het uiteinde van de slang met een hogere snelheid uitstroomt.

Vergelijk het met een bal: een bal die van een wolkenkrabber valt, bereikt een hogere snelheid dan een bal die van een laag gebouw valt.

Het juiste antwoord is (A): sleutel A.

Uitleg:
De kracht die je uitoefent op een bout hangt af van het moment van kracht, oftewel het draaimoment: τ = r × F, waarbij r de lengte van de arm (de sleutel) is en F de kracht die je uitoefent.

Hoe langer de sleutel, hoe groter het moment van kracht dat je kunt opwekken met dezelfde inspanning. Dat betekent dat je minder kracht hoeft te zetten om de bout los te draaien.