Cebir testen oefenen (Tascnet)

Het juiste antwoord is (A).

In kubus (A) zit het groene vlak links van het lichtblauwe vlak en onder het rode vlak, precies zoals in de ongevouwen kubus. Daarom is dit het juiste antwoord.

Antwoord (B) is onjuist omdat het paarse en rode vlak tegenover elkaar liggen en elkaar dus niet kunnen raken.
Antwoord (C) is onjuist omdat het lichtblauwe en donkerblauwe vlak tegenover elkaar liggen en elkaar niet kunnen raken.
Antwoord (D) is onjuist omdat het grijze vlak niet voorkomt in de ongevouwen kubus.

Als je het lastig vindt om te zien welke vlakken tegenover elkaar liggen bij dit type ongevouwen kubus, kun je het model draaien naar een eenvoudigere versie zoals deze:

Het juiste antwoord is: A. beweerde.

Uitleg:
Het werkwoord dat in deze zin nodig is, is beweren: iets zeggen zonder dat het per se bewezen is. De correcte verleden tijd van beweren is beweerde. Dat past logisch en grammaticaal in de context van de zin: de verdachte zei dat hij thuis was.

De andere opties zijn om deze redenen fout:

• B. bewees → dit is de verleden tijd van bewijzen, dat gaat over aantonen dat iets waar is. De verdachte heeft niets bewezen; hij heeft slechts iets gesteld.
• C. beweerde het → grammaticaal mogelijk, maar onlogisch en onnatuurlijk in deze context; het woord het hoort hier niet.
• D. bewees het → combineert de verkeerde betekenis (bewijzen) en een onjuiste zinconstructie.

Daarom is A. beweerde de enige juiste keuze.

Het juiste antwoord is (B): Bol.

Uitleg:

De mate waarin een glas het sap koud houdt, hangt af van de verhouding tussen het volume en het oppervlak. Beide glazen bevatten evenveel sap, maar het cilindervormige glas (glas 1) heeft een groter oppervlak dan het bolvormige glas (glas 2).

Een groter oppervlak zorgt voor meer warmteoverdracht. Daarom zal het bolvormige glas het sap langer koel houden.

Het juiste antwoord is: Verschillend.

Uitleg:

• De eerste 2 delen van de reeksen zijn gelijk.
• Het derde deel bevat 1 afwijking: de eerste 8 in de eerste reeks is vervangen door een B in de tweede reeks.

Het juiste antwoord is optie 2.

Deze stelling meet leiderschapsoriëntatie, initiatief en sociale dominantie. In functies zoals teamleider, supervisor, projectcoördinator, sales of klantcontact is een hogere mate van natuurlijk leiderschap gewenst, omdat je richting geeft, beslissingen neemt en anderen aanstuurt. In meer specialistische of uitvoerende functies, zoals analyse, IT, research of backoffice, kan een uitgesproken leiderschapsprofiel juist minder passend zijn, omdat het werk meer draait om zelfstandige inhoudelijke focus dan om het leiden van anderen. Deze vraag helpt werkgevers inschatten of jouw natuurlijke stijl past bij de verantwoordelijkheden van de functie.

Deze stelling meet doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. In functies met langdurige opleidingstrajecten, certificeringen of complexe inwerkprocessen — zoals politie, beveiliging, zorg, techniek, IT of traineeships — is een hogere mate van volharding belangrijk, omdat je te maken hebt met vaste leerroutes en doorlopende ontwikkeling. In kortcyclische of routinematige functies, zoals bepaalde logistieke of productie-rollen, weegt deze eigenschap minder zwaar omdat er minder langdurige training nodig is. Met deze vraag beoordelen werkgevers vooral hoe consistent je bent in je inzet en ontwikkeling, afhankelijk van de eisen van de functie.